Websites moeten daadwerkelijk toegang geven tot gezochte informatie – waaronder ook documenten! – en gevraagde diensten. Een overheid die werk maakt van haar website, werkt met de overheidswebrichtlijnen. En bereidt zich bovendien voor op de komende schaarste aan internetadressen.
Websites moeten daadwerkelijk toegang geven tot gezochte informatie – waaronder ook documenten! – en gevraagde diensten. Een overheid die werk maakt van haar website, werkt met de overheidswebrichtlijnen. En bereidt zich bovendien voor op de komende schaarste aan internetadressen.
Webrichtlijnen
De webrichtlijnen – ze zijn te vinden op www.webrichtlijnen.nl – voldoen aan internationale standaards en aan Europese richtlijnen die de toegankelijkheid voor mensen met een beperking regelen. Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, verantwoordelijk voor de webrichtlijnen, werkt op dat punt nauw samen met de Stichting Waarmerk Drempelvrij. Organisaties die zich positief onderscheiden op het punt van drempelvrije toegankelijkheid mogen op hun website het Drempelvrij-logo vermelden. Wie aan alle webrichtlijnen van het normdocument Webrichtlijnen voldoet, mag het groene logo voeren met drie sterren. Burgers – en hun volksvertegenwoordigers – kunnen het register van toegankelijke websites2 raadplegen. Het wekt dan ook geen verbazing dat in de Tweede Kamer en in steeds meer gemeenteraden de vraag wordt gesteld: waarom voldoen nog niet alle overheden aan de webrichtlijnen en aan de Drempelvrij-eisen?
De webrichtlijnen zijn namelijk niet vrijblijvend. De rijksoverheid en de koepels van de andere overheden – IPO, VNG en Unie van Waterschappen – hebben immers op 1 december 2008 ingestemd met het Nationaal Uitvoerings Programma (NUP). Daarin staat dat alle overheidsinstanties ervoor zorgen dat nieuwe websites voldoen aan de webrichtlijnen en dat alle bestaande websites worden aangepast aan de webrichtlijnen, vóór het eind van 2010. Ondersteuning om te voldoen aan de webrichtlijnen wordt geboden door het programma e-Overheid voor Burgers.3
De mate waarin overheidsorganisaties aan de webrichtlijnen voldoen, wordt gemonitord en van de uitkomsten worden voortdurend overzichten gepubliceerd.4 Iedereen kan, met een eenvoudige test op de website, zelf vaststellen in hoeverre een website aan de (47) meetbare criteria voldoet en welke de verbeterpunten zijn. De Tweede Kamer volgt de ontwikkelingen kritisch en heeft de vrees geuit dat veel overheden – met name gemeenten – de doelstelling voor het eind van dit jaar niet zullen halen. De webrichtlijnen werden daarom in 2009 opgenomen in de zogenoemde ‘Versnellingsagenda’. In dat kader wordt aan 150 gemeenten extra ondersteuning gegeven om aan de webrichtlijnen te voldoen. Niettemin is in de Tweede Kamer opnieuw twijfel geuit of gemeenten de doelstelling voor het eind van dit jaar zullen halen.
Het is niet precies bekend wat de diepere oorzaken zijn dat veel overheden nog niet aan de webrichtlijnen voldoen. Zijn ze te weinig bekend, onderkent de plaatselijke politiek onvoldoende het belang van toegankelijke websites, is het te moeilijk om aan de webrichtlijnen te voldoen of worden andere onderdelen van het NUP belangrijker gevonden? Zeker is dat ook die een flinke wissel trekken op een gemiddelde overheidsorganisatie; bekend is ook dat veel webbouwers onvoldoende van de webrichtlijnen op de hoogte zijn – en hun opdrachtgevers niet altijd contractueel eisen dat zij deze voorschriften in acht nemen. Onhaalbaar zijn de webrichtlijnen niet: een steeds groter aantal overheidsorganisaties scoort bij de test dicht bij de 47 punten. Overigens omvatten de webrichtlijnen in totaal 125 eisen waaraan moet worden voldaan.
Webrichtlijnen 2.0
De eerste versie van de webrichtlijnen dateert uit 2004. Inmiddels is de internationale standaard met betrekking tot toegankelijkheid van websites – de Web Content Accessibility Guidelines, WCAG – aangescherpt en aangevuld. Er zijn nieuwe webrichtlijnen in de maak die aan WCAG-2 zullen voldoen. Tot midden september was er voor iedereen de mogelijkheid een mening te geven over het concept van Webrichtlijnen 2.0, de versie die eind dit jaar – na verwerking van de commentaren – wordt vastgesteld. Overheden krijgen dan vier jaar de tijd om aan de nieuwe eisen te voldoen.
De nieuwe en aangescherpte eisen liggen vooral op het vlak van toegankelijkheid voor mensen met een beperking. Zo zullen beelden met gesproken tekst moeten worden ondersteund met ondertitels en/of gebarentaal en zal geschreven tekst met gesproken woord ondersteund moeten worden. Onveranderd zal gestreefd moeten worden naar het bezigen van begrijpelijke, niet-ambtelijke taal.
De webrichtlijnen – zowel de oude als de toekomstige nieuwe – zijn ook van belang voor het documentaire informatiemanagement. Verwezen zij nog maar eens naar artikel 7 van de Burger Service Code, die de burger het recht geeft van overheden te verlangen dat zijn zaken ordelijk worden gedocumenteerd en gearchiveerd. Hij zal ook via de website van de overheden toegang moeten hebben tot de juiste documenten. Als de webrichtlijnen niet in acht worden genomen, is die toegankelijkheid niet verzekerd.
Internetadressen raken op, IPv6 komt dichterbij
Websites moeten ook in de toekomst toegankelijk blijven. Door de voortdurende toename van het gebruik van internet raakt het aantal internetadressen dat nog beschikbaar is, binnen twee jaar op. Op afzienbare termijn zullen netwerken, en daarop aangesloten (nieuwe) apparatuur, websites en toepassingen, gebruik moeten maken van internetadressen volgens de nieuwe IPv6-standaard (Internet Protocol versie 6; de huidige standaard wordt aangeduid als IPv4).5 Onder Nederlandse overheden is het besef dat IPv6 onvermijdelijk is, nog weinig doorgedrongen. Bij motie van mevrouw Gerkens heeft de Tweede Kamer aangedrongen op het verplicht stellen van de IPv6-standaard in aanbestedingen van de overheid. De minister van Economische Zaken heeft daartoe inmiddels besloten en IPv6 bij het College Standaardisatie voorgedragen voor plaatsing op de lijst van verplichte ‘pas-toe-of-leg-uit’-standaarden. In principe moeten alle ICT-apparatuur en -toepassingen die gebruik maken van internetadressen aan IPv6 worden aangepast. Alle organisaties die op internet actief zijn – en wie is dat niet? – zouden nu al moeten inventariseren om welke harden software het in hun organisatie gaat en vast laten stellen hoe ingrijpend de aanpassing is. Voor pc’s hoeft de aanpassing niet ingrijpend te zijn; in recente pc-besturingssoftware staat IPv6 zelfs standaard al ‘aan’. Maar aanpassing van routers en firewalls kan ingrijpend of zelfs onmogelijk zijn. Iedereen zal er verder op moeten letten dat de website, wanneer deze IP-adressen opslaat en/of naar IP-adressen van andere websites verwijst, daarbij de IPv6-standaard volgt.
Tijdige inventarisatie is nodig om, waar noodzakelijk, de benodigde middelen vrij te maken voor aanpassing of vervanging van apparatuur en programmatuur. Hoe langer dit wordt uitgesteld, hoe kostbaarder aanpassingen-op-het-laatste-moment zullen zijn.
Het documentaire informatiemanagement hoeft technische details van de IPv6-standaard niet te kennen. Maar het kan natuurlijk geen kwaad om bij de ICT-collega’s eens na te vragen of al de nodige voorbereidingen worden getroffen. Wij willen toch dat ook documentaire informatie in de toekomst via websites bereikbaar blijft?
1 Alle informatie over het Kwaliteitsmodel Webrichtlijnen vindt u op http:// www.webrichtlijnen.nl
2 http://www.drempelvrij.nl/register
3 http://www.e-overheidvoorburgers.nl
4 http://www.webrichtlijnen.nl/monitor
5 De standaard zelf, en alle informatie daaromheen, zijn te vinden op http:// www.ipv6-taskforce.nl/