Er spreken maar weinig concepten zo tot de verbeelding als innovatie. Innovatie is snel, jong, nieuw en flitsend. De belofte dat alles wat traag, hobbelig en moeizaam is met de juiste technologie of werkwijze in een keer kan worden gladgestreken. Zo wordt innovatie dikwijls als buzzword ingezet bij lastige reorganisaties, grootschalige digitaliseringsoperaties en andere, vooral ict-gerelateerde veranderingen.
En hoewel innovatie ons al veel heeft gebracht, blijf ik mij verbazen over het torenhoge voetstuk waarop innovatie binnen het archief- en informatievak wordt geplaatst, terwijl het beheren van informatie – nog los van welke technologie wordt gebruikt – gaat om structureel onderhoud, opruimen en repareren. Dat oog voor onderhoud, het denken voor de lange termijn, heb ik altijd als de onderscheidende kracht gezien van het vakgebied.
Maar het lijkt toch elke keer onder te doen voor de intrinsieke aantrekkingskracht van innovatie. En dat terwijl de afgelopen 10 jaar hebben uitgewezen dat wijdverspreid techno-optimisme binnen overheidsadministraties ook een keerzijde kent. Nog los van het besef dat ook elke nieuwe technologie uiteindelijk dient te worden onderhouden, is technologie niet neutraal en kan een verkeerde toepassing, een verkeerd doel, leiden tot desastreuze gevolgen in de samenleving. In dat opzicht heeft de digitaliserende overheid veel van haar onschuld verloren.
Er is dan ook een verschuiving merkbaar die ik graag kracht bijzet: en pleidooi voor tegenspraak en waakzaamheid. Tegenspraak en techno-scepsis kunnen niet langer als ongenodigde, vertragende factoren worden weggezet. Binnen een innoverende overheid moeten ook de meest (techno-)sceptische geluiden aan tafel als het gaat over het denken over de toekomst. Innovatie mag op het voetstuk blijven staan, maar dan wel innovatie die actief op zoek is naar zijn eigen ongelijk, zijn vooroordelen en blinde vlekken.
*Dit artikel is geschreven door Cynthia Schokker en verscheen oorspronkelijk in Od 26.